Artikel: ‘Neem de tijd om ideeën te laten landen’

De winnende plannen voor Alblasserwaard-Vijfheerenlanden worden in het najaar getest in speciale gebiedsateliers. ‘Dan kunnen we echt uitproberen hoe we de juiste functies op de juiste plek krijgen.’

Doorbreken van impasses

Er is in de regio Alblasserwaard-Vijfheerenlanden heel wat afgepraat over de opbrengsten van de vorige zomer gehouden Eo Wijersprijsvraag. Normaal gesproken wekt dat weinig vertrouwen. U weet immers: eindeloze beraadslagingen in vergaderingen, tijdens informatiebijeenkomsten en op congressen getuigen doorgaans niet van een wil om projecten tot uitvoer te brengen.

Maar dit keer is het anders, benadrukt Kees de Haas. Volgens de secretaris van het regionale samenwerkingsverband is al het gepraat (in gemeenteraden, tijdens gebiedsbijeenkomsten, met bewonerspresentaties) juist het bewijs dat steeds meer mensen en partijen inzien dat acties nodig zijn om het Alblasserwaardse en Vijfheerense polderlandschap – waar sprake is van klimaatvraagstukken, een broodnodige vernieuwing van de landbouw en sociaaleconomische kwesties – op termijn aantrekkelijk en functioneel te houden. ‘Zo’n jaar van praten en overleggen is van groot belang om de neuzen dezelfde kant op te krijgen. In het begin was er best wat aversie tegen de ontwerpteams. Zo van: “Wie zijn die buitenstaanders die ons komen vertellen wat we moeten doen?” Door tijd te nemen voor goede gesprekken, door tijd te nemen voor het presenteren van de ideeën achter de winnende plannen, proberen we de argwaan stap voor stap weg te nemen.’ De Haas merkt dat de spanning tussen groepen afneemt. ‘Als we iets met de deelname aan de Eo Wijersprijsvraag hebben bereikt, is het wel het doorbreken van impasses. Eindelijk vinden de gesprekken over de toekomst van het landschap op constructieve wijze plaats.’

Liefde voor het landschap

Ook landschapsarchitect Peter de Ruyter, voorman van het winnende plan Meer Waard!, ziet dat die ‘tussentijd’ van praten en overleggen zijn vruchten afwerpt. ‘Het gaat niet alleen om het uitleggen van je ideeën, of het meenemen van mensen in jouw visie op het landschap. Het gaat ook om het opbouwen van vertrouwen. Niet alleen bij wethouders en raadsleden, maar vooral bij de boeren. Door corona was dat lastig, maar bij hen moet je eigenlijk op bezoek. Dan ontdek je pas wat ze beweegt en waar ze tegen aan lopen.’ Hij vervolgt: ‘Via de prijsvraag is een hoop ideeën op deze regio afgevuurd. Het heeft tijd nodig om dat in het gebied te laten landen. Wat helpt is de enorme liefde voor het landschap die ik hier bespeur, plus een aloude cultuur van naar elkaar luisteren.’ De Ruyter verwacht veel van het idee om een ‘huis van het landschap’ op te richten. ‘Daar kan het gesprek worden voortgezet, daar kan iedereen leren over hoe het met het landschap verder moet.’

Wethouders als ambassadeurs

Ook Valerie Koppelle van het team Transformatie vanuit kernlanden, ziet de intentie om aan de slag te gaan. ‘Bij de prijsuitreiking in Tilburg merkte ik bij de wethouders al een enorme trots. Ze gedroegen zich als ambassadeurs van ons plan. Ik merk dat er een enorme drive is om tot een goed plan te komen, waarmee ze onafhankelijk van de provincie en Den Haag vraagstukken te lijf kunnen.’ Maar ook Koppele voelde in het begin argwaan. ‘Het afgelopen jaar hebben we gebruikt om ons imago van buitenstaander weg te nemen. Door iedereen te laten zien dat wij geen eigen agenda hebben, maar de belangen van het gebied behartigen.’

Watersysteem leidend, juiste functie op de juiste plek

Om het geheugen op te frissen nog even de voorstellen van beide teams in een notendop. Peter de Ruyter en zijn team maken de bodemkwaliteit en het watersysteem leidend in het bepalen van het grondgebruik en de landschappelijke waarde die daaruit voortkomt. Om de ‘juiste functie op de juiste plek te krijgen’ stellen Valerie Koppelle en haar compagnons een handelingsperspectief voor waarmee per dorp specifieke vraagstukken – zoals de winning van duurzame energie of het herstel van stad-landverbindingen – van antwoorden worden voorzien.

Ervaringen delen in Ateliers

Om vanuit deze twee visies tot concrete plannen en maatregelen te komen is het de bedoeling om in het najaar op drie plekken ateliers te houden: in de laag gelegen Binnenwaard, rond de Zouweboezem en aan de rand van Vianen. ‘Het idee is om in de ateliers te delen wat er gebeurt en zaken uit te testen’, legt Kees de Haas uit. ‘Dus niet om tot een eindbeeld te komen, maar om een koers uit te stippelen waarin we samen aan het toekomstige landschap bouwen.’ Het is de bedoeling dat de winnende ontwerpers een rol krijgen toebedeeld. Koppele verwacht er veel van: ‘Ons uitgangspunt is om de juiste functies op de juiste plek te krijgen. In de ateliers kunnen we dat aan de hand van actuele opgaven, zoals de herziening van het watersysteem, de woningbouw of bosaanleg uitproberen. En dat niet alleen: we kunnen meteen testen hoe dit valt bij de mensen.’ Net als De Ruyter hecht ze veel waarde aan de gevolgen voor de agrarische bedrijfsvoering. ‘Wat voor type boer past straks in het testgebied, welk bedrijfsmodel hoort daarbij, wat voor financieel plaatje? Als we dat uitvogelen, komen we echt verder.’

Peter de Ruyter en Kees de Haas benadrukken dat in de ateliers hete hangijzers niet onbesproken mogen blijven. De Ruyter doelt onder meer op de sleutelrol van de waterschappen – ‘Een ander peilregime kan niet zonder hen’ – en de verlammende werking van stijgende grondprijzen. ‘Er wordt te snel gesteld dat voor een omslag naar een natuurinclusieve kringlooplandbouw de grond moet worden afgewaardeerd. Maar waarom eigenlijk? Waarom drukken we de waarde van bodems alleen uit in economische opbrengsten, en niet in wat ze kunnen betekenen voor de opslag van CO2 of het verhogen van de biodiversiteit. Ik bedoel, hoezo wordt nat land lager gewaardeerd, terwijl het in periodes van droogte een onmisbare buffer is?’

Bewoners in actie

Naast dit formele traject blijkt de Eo Wijersprijsvraag ook onder bewoners effect te hebben gehad. Vanuit Arkel werkt Wilma Abspoel aan een eigen pilotproject, waarin ze ambtenaren van de gemeenten Molenlanden en Gorinchem overtuigde om gezamenlijk en vanuit verschillende disciplines naar de ontwikkeling van de plaatselijke ‘kernlanden’ te kijken. Ze vertelt hoe ze zich al jaren zorgen maakt over de dorps- en stadsranden in haar buurt. ‘Daar is de achteruitgang van ons landschap echt goed te zien. Het zijn de restzones waar boeren hun drijfmest uitrijden, waar vooral mais staat, en die op de rol staan voor een zonnepark of weer een bedrijventerrein. Wat niet helpt is dat de meeste gronden in handen zijn van investeerders – die de grond alleen als speculatieobject zien.’

Toen ze vorig jaar het team van Valerie Koppele aan het werk zag, wist Abspoel dat haar zorgen terecht waren. ‘Het inspireerde me enorm. Ik ben al tien jaar met die gebieden bezig en nu waren er deskundigen die mijn verhaal bevestigden. Het gaf me het laatste zetje om in actie te komen.’ Het is haar bedoeling om binnenkort een projectgroep van experts te formeren die met een brede blik verkent hoe in de dorpsranden actuele vraagstukken met elkaar in verband kunnen worden gebracht. Wie weet groeit haar pilot uit tot een vierde atelier.

Tekst: Mark Hendriks

Deel

Andere berichten